Hoe zit het met de nieuwe bewonersadviesraden?

Een inspraak- of een echt participatiemodel voor de bewoners van een woonzorgcentrum leidt al gauw tot een veelheid aan uitdrukkingen: ‘de bewoner als partner in de zorg’, ‘het bewonersparlement’, ‘de cliënt centraal’. Het moet allemaal duidelijk maken dat medezeggenschap in het reilen en zeilen van de leefgemeenschap geen dode letter blijft. Het inrichten van een ‘bewonersadviesraad’ om de stem van de ingezetenen en hun familieleden te horen of om betrokkenheid van hunnentwege te stimuleren, is niet alleen een logisch gevolg van dit principe het is ook al jaren de norm.

De Wingerd is er van oudsher mee vertrouwd; reeds van bij het prille begin (en dat ligt meer dan dertig jaar terug) werden familieraden bijeengeroepen, zij het aanvankelijk vooral als een evaluatieorgaan voor de verstrekte zorg. Zoals alles wat leeft en groeit evolueerde men naar nieuwe inzichten en werd de invulling en de organisatie van deze raden regelmatig herbekeken en vernieuwd.

In de negentiger jaren was er voor de hele Wingerd één bewonersadviesraad, samengesteld uit vertegenwoordigers van álle bewoners in het woonzorgcentrum. Toen waren er makkelijk enkele tientallen personen op een bijeenkomst aanwezig, onder leiding van de directeur en een voorzitter-familielid. Vandaag is er per woning of per straat (vier woningen) een familieraad; kleinschaligheid werd dus ook hier de norm. Het is immers evident dat de drempel om zijn zegje te doen veel lager ligt, en de kans om gehoord te worden veel groter is in een kleine groep waarbij men elkaar kent. Maakten zorgcoördinatoren en zorgkundigen vroeger geen deel uit van de vergadering, nu ziet men ze als onmisbare partners in het geheel. Het doel van deze raden is immers niet enkel van bovenuit families te informeren over eventuele beleidskeuzes, aankomende projecten, veranderde visies of nieuwe overheidsbeslissingen … maar ook te luisteren naar de noden, problemen, verlangens en ervaringen van de bewoners en hun familie. Men wil lessen trekken uit wat er gezegd wordt en oplossingen zoeken voor de problemen. Participatie van bewoners, familie en personeel is één van de fundamenten waarop de zorg in De Wingerd gegrondvest is.

Bij het invoeren van de nieuwe opvattingen is men niet over één nacht ijs gegaan. Men ging zijn licht opsteken in o.a. Zweden waar het “Tubbemodel” opgang maakt en dat van woonzorgcentra leef- en werkplekken maakt die de bewoners responsabiliteit verlenen en het personeel motiveren. Het model staat voor een woonomgeving waar men zichzelf kan zijn, waar men zich echt thuis voelt en waar men nog zin en betekenis in het leven ervaart. Het streeft met andere woorden naar een aangename plaats waar ouderen nog voluit kunnen leven, waar het personeel gemotiveerd wordt en waar het beleid effectief en efficiënt is. Dit tracht men te bereiken door de bewoners empathisch te benaderen, door hen zo veel mogelijk autonomie te verlenen evenals aan hun familieleden en aan zorgkundigen, en door te zoeken naar betekenisvolle activiteiten.

Een openhartig gesprek met Ferre Laevers

Professor Laevers wordt beschouwd als de grondlegger van het ervaringsgericht onderwijs. Eind jaren zestig van vorige eeuw, onder invloed van mei ’68, begon hij het kleuteronderwijs te herdenken en als doctoraatsstudent in de pedagogische wetenschappen startte hij enkele proefprojecten op. Voornamelijk het introduceren van “gevoelsbeleving” bij kleuters als element van de vorming, naast de tot dan toe belangrijker geachte aspecten als motorische en cognitieve ontwikkeling en taalontwikkeling, was baanbrekend. 

Mieke Soens legt voor de huiskrant haar oor te luisteren bij Ferre Laevers, actueel voorzitter van de familieraad voor Woning 14.

Hoe verwezenlijkt men in De Wingerd deze hoogstaande idealen? Tot wie richt zich een familieraad?

Ferre: We streven ernaar dat er van elke bewoner een familielid aanwezig kan zijn, al wordt er uiteraard niemand verplicht. Ook de bewoners zelf kunnen er bij zijn, indien dit fysiek en/of mentaal enigszins mogelijk is. In de praktijk is dat uitzonderlijk.
Naargelang de mogelijkheden en de agenda van de zorgkundigen is het volledige team van de woning erbij aanwezig, evenals de zorgcoördinator en de geneesheer. Dit houdt in dat de datum en het uur lang op voorhand vastgelegd moeten worden. Een mooi principe, maar dat is nog niet altijd gelukt.

Hoe vaak wordt er een familieraad gehouden?

Ferre: Optimaal moet dat om de 2 à 3 maanden zijn maar Corona heeft veel roet in het eten gegooid. Zelf heb ik er daardoor nog maar 3 meegemaakt op 2 jaar tijd. Een kortere tussentijd is nodig om continuïteit te krijgen, om de draad niet te verliezen want vaak is een onderwerp niet echt áf na één samenkomst. Inzichten moeten rijpen, zaken uitgeprobeerd om verdere stappen te kunnen zetten.
Een onvermijdelijke eigenschap van de Familieraad is de doorstroom: bij overlijden van een bewoner komen nieuwe familieleden de raad vervoegen. Het bijpraten van nieuwe leden is dan belangrijk.

Hoe verloopt zo’n vergadering?

Ferre: Er is altijd een welkomstwoord, de voorstelling aan mekaar, toelichting voor de nieuwkomers over de familieraad en de visie van De Wingerd. Dan komt de opvolging van de punten in het verslag van de vorige bijeenkomst en de bespreking van de nieuwe onderwerpen. We sluiten af met wat we de volgende bijeenkomst op de agenda willen en spreken een periode of datum af. Belangrijk is dat zo’n raad volledig autonoom werkt: het initiatief ligt bij de familie. Die onafhankelijkheid versterkt de participatie die door De Wingerd sterk gestimuleerd wordt. Ook de aard van de te bespreken problemen is een keuze van de leden. Zij kunnen ten allen tijde agendapunten indienen. Natuurlijk is er ook plaats voor punten die door de zorgcoördinator worden voorgesteld en in het belang zijn van de bewoner.

Tijdens de samenkomst is het de rol van de voorzitter om erop toe te zien dat iedereen aan bod kan komen en zich durft te uiten, ook als er negatieve ervaringen verwoord moeten worden. Hier komt een volgend principe om de hoek kijken: het grootste respect in acht nemen bij de gedachtewisseling over situaties of over de bewoners en hun familieleden. De zorgkundigen en medewerkers zijn daarvan een sprekend voorbeeld dat tot navolging oproept. Mij valt op hoé tactvol, hoe soepel ze zijn, hoe groot het inzicht is en de empathie die ze opbrengen voor de bewoners, hoe bekwaam ze kunnen omgaan met eventueel moeilijk gedrag. En dat is niet zomaar een gevolg van hun opleiding maar ook deel van hun persoonlijkheid. Het is duidelijk dat hieraan veel aandacht geschonken wordt bij de selectie van het personeel.

In de volgende Familieraad willen we nog meer werk maken van het belangrijkste agendapunt “Het leven in Woning 14”. Drie vragen zullen onze gids zijn.

De eerste is: “Hoe maakt je familielid het in deze woning, zowel qua welbevinden als qua betrokkenheid?” Elk van de aanwezige verwanten krijgt dus de kans om op die vraag vanuit zijn of haar familielid een antwoord te geven. Uiteindelijk is het de motivatie voor hun aanwezigheid en hun bereidheid tot samenwerking. Het gesprek gaat over problemen of onvolkomenheden die bewoners verwoord hebben of op een andere manier hebben laten blijken. Doch tegelijk is er een erkennen van waar bewoners zich wel goed bij voelen, waar ze van genieten en in hun sas zijn.

In het verlengde van het antwoord komt een tweede vraag: “Wat heeft jouw familielid nodig om in de Wingerd te gedijen? Om er zich echt thuis te voelen én om van activiteiten te kunnen genieten, op zijn of haar ‘kunnen’ aangesproken te worden?”

En dan is er de vraag: “Wat kunnen WIJ als familie en als zorgkundige staf betekenen voor elk van de bewoners en de groep als geheel?” En dat overstijgt vaak het individu. Er wordt bijvoorbeeld veel naar TV gekeken. De zorgkundigen proberen daarmee bewust om te gaan, programma’s uit te kiezen die op een of andere manier voldoening schenken. Het gamma is zeer breed en afhankelijk van het publiek en hun interesses; het is zeker de moeite waard, erover te overleggen en samen uit te zoeken wat bewoners ook mentaal kan stimuleren. Dat laatste kan op velerlei wijzen. Zo kan het zijn dat mensen gewoon graag naar de Ronde van Frankrijk kijken omdat het voor hen een beetje reizen is…

De bewoners hebben zelf de regie van hun dag in handen. Wat moeten we ons daarbij voorstellen?

Ferre: Het is inderdaad zo dat het uur van opstaan en slapengaan niet vastligt. Ontbijten kan tot laat in de voormiddag, in de living of op de eigen kamer, en sommige bewoners kijken ‘s avonds nog TV terwijl de anderen al in bed liggen. Men is daar erg soepel in. Om praktische redenen wordt de warme maaltijd en de koffiebreak voor allen samen opgediend, al zijn er uitzonderingen op, en kan het moment verschoven worden als de noodzaak zich voordoet. Hier spelen de zorgkundigen wel een rol in omdat elke wijziging onrust of stress kan teweegbrengen en het de bewoners dus niet altijd ten goede komt.

Is er ook een vorm van samenwerking tussen de woningen onderling?

Ferre: Absoluut: er is permanent een communicatiestroom, in de twee richtingen. Elke woning beschikt over een team van vier medewerkers waarvan er altijd één aanwezig is: dag en nacht, weekdag, zon- en zaterdag. De verschillende woningen staan digitaal met elkaar in verbinding en daar wordt duchtig gebruik van gemaakt.
Ook met de familie loopt de communicatie vlot: elke vraag of opmerking, elk telefoontje in het belang van de bewoner wordt beluisterd en beantwoord en in het dossier vermeld. Dat hoort bij de cultuur van het huis.

We stellen jou dé vraag van elke bewonersadviesraad: Hoe is het met jouw familielid in De Wingerd?

Ferre: Met mijn moeder gaat het nu heel goed, omdat het concept van De Wingerd uitstekend is. Hier wonen mensen in gebouwen die zodanig ontworpen zijn dat het echt woningen zijn en elke bewoner wordt gezien als een unieke persoonlijkheid waaraan zo veel mogelijk tegemoet gekomen wordt. De betrokkenheid van zowel de bewoners als de familieleden wordt hier serieus genomen en oprecht gewaardeerd.
Een test voor mij is de manier waarop mijn moeder geëvolueerd is: zij is in de voorbije periode ‘in zich kunnen indalen’. Ik bedoel daarmee dat zij vrede heeft met het leven dat ze gehad heeft, en ook met de beperking die ze ervaart als het om haar geheugen gaat. Ze is naar het einde aan het toegroeien. Maar tegelijk heeft ze niets van haar interesse in haar omgeving en voor de wereld verloren. Ze vraagt me geregeld: “En zou daar al onderzoek naar gebeurd zijn?” Dat kun je maar als er rust is in je omgeving, als er een warme en gezellige sfeer heerst en als er een context bestaat waarin je begrepen wordt. Aan al deze voorwaarden voldoet De Wingerd. Mijn moeder voelt zich hier inderdaad goed.

 

Eerder gepubliceerd in het lentenummer van de huiskrant in De Wingerd, jaargang 31 nr 1 – maart 2022.