Elderspeak, niet zo onschuldig als het lijkt
Karen Louwet is klinisch psychologe en studeerde in 2013 af met een thesis over de betutteling van ouderen. Sinds 2014 was ze achtereenvolgens actief als ouderenpsychologe in De Wingerd en bij het Expertisecentrum Dementie Vlaams-Brabant, Memo. Vandaag legt ze zich, naast ondersteuning van ouderen met dementie ook toe op de ondersteuning van het zorgteam in de woonunits jongdementie en de aangepaste werking voor jonge personen met dementie. Al tijdens het congres ouderenpsychiatrie op 12 oktober 2017 hield zij een pleidooi voor minder betutteling in de zorg en meer respect in de omgang met de zorgvragende persoon. Later dit jaar verschijnt in Senior-magazine een uitgebreide bijdrage over verbale en non-verbale communicatie op de werkvloer en in het lentenummer van onze huiskrant publiceren we daarvan graag een beknopte voorproefje.
Wanneer we met ouderen in contact komen, lijkt het alsof we plots anders communiceren dan hoe we dit met anderen doen. We passen onze houding, intonatie en ook onze woordenschat aan. Daarnaast spreken we regelmatig over ouderen heen, betrekken we ze soms onvoldoende bij beslissingen of worden deze in hun plaats genomen. Deze manier van omgaan met ouderen beschouwen wij als betuttelend en zelfs infantiliserend. Hoewel dit veelal vanuit goede intenties voortvloeit, om zorg uit te drukken en communicatie te bevorderen, heeft het voornamelijk negatieve gevolgen voor het mentaal en fysiek welzijn van ouderen.
Elderspeak
De wijze waarop we ons aanpassen in communicatie met ouderen lijkt op hoe we communiceren met jonge kinderen. Door de gelijkenis tussen die zogeheten ‘babytalk’ en de kenmerken van de communicatie met ouderen spreekt men over ‘secondary babytalk’ of ‘elderspeak’: trager en luider spreken, het gebruik van korte zinnen, vereenvoudigde grammatica en woordenschat, verkleinwoorden, een verhoogde toonhoogte en overdreven liefkozing en intonatie. Ook het toepassen van voornaamwoorden zoals “Zijn we klaar voor ons bad?” of “Hebben we goed gegeten?” zijn typerend voor elderspeak.
Het fenomeen is wijd verspreid en komt internationaal frequent voor. Onderzoek toont aan dat 22% van de communicatie tussen zorgverleners en bewoners ‘elderspeak’ bevat. Ouderen die verblijven in een woonzorgcentrum en daarnaast een bepaalde afhankelijkheid of kwetsbaarheid hebben, zoals bijvoorbeeld dementie, vormen een belangrijke risicogroep voor het gebruik van dit soort betuttelende communicatie.
We beschouwen elderspeak nog te vaak als een natuurlijke, positieve, zorgende manier om met ouderen te praten en zijn er ons te weinig bewust van dat ouderen dit niet zo ervaren. Meer nog, zorgverleners die elderspeak gebruiken worden zelfs als minder vriendelijk, minder zorgzaam en minder competent beschouwd door ouderen.
Verbale en non-verbale betutteling
Ouderen worden ook non-verbaal op allerlei manieren betutteld. Elke handeling waarbij we de ander de mogelijkheid ontnemen om zelf keuzes te maken is een vorm van betutteling. Bijvoorbeeld wanneer we hen met de beste bedoelingen helpen met dingen die ze eigenlijk zelf kunnen of wanneer er een (zorg)beslissing genomen wordt zonder dit met hen te bespreken, is er sprake van betutteling.
Daarnaast moeten we er ons van bewust zijn dat we de persoonlijke ruimte van ouderen binnentreden telkens als we gewoon dichtbij komen, hen aanraken zonder dit eerst af te toetsen met de oudere zelf, ook al is dat om een vriendelijk bedoeld schouderklopje te geven. Betuttelen is eigenlijk een vorm van ‘over de grens van de ander heen gaan’.
Zowel de verbale als non-verbale vormen van betutteling zijn wijd verspreid en zien we niet alleen terug in een zorgcontext binnen het woonzorgcentrum, maar in een brede maatschappelijke context.
Negatieve gevolgen
Het Vlaams Ondersteuningscentrum Ouderenmis(be)handeling (VLOCO) duidt het ‘infantiliseren’ aan als een vorm van ouderenmisbehandeling.
Ouderen ervaren het gebruik van betuttelende communicatie zelf als negatief, neerbuigend en onrespectvol. De gevolgen ervan tonen zich in gevoelens van angst, woede, onmacht, frustratie of verdriet wat vaak leidt tot specifiek gedrag zoals zorgweigering. Daarnaast reageren ouderen ook met ander gedrag op betutteling zoals minder zelfvertrouwen, depressie, zich vaker terugtrekken en toename van afhankelijkheid.
Afhankelijk gedrag wordt vaak positief bekrachtigd in de zorg terwijl zelfstandigheid eerder genegeerd wordt. Ouderen leren hierdoor dat afhankelijkheid belangrijk is in de zorgrelatie. Zorgverleners die afhankelijk gedrag verwachten, gebruiken ook vaker betuttelende communicatie. Wanneer betutteling herhaaldelijk voorkomt, zullen ouderen ook geloven in hun incompetentie en zoeken ze hulp voor dingen die ze eigenlijk zelf kunnen. Betutteling leidt dan indirect tot een vicieuze cirkel van nog meer afhankelijkheid.
Individuele afstemming
Toch zijn sommige aanpassingen in taalgebruik niet noodzakelijk nefast voor de kwaliteit van onze communicatie en onze zorg: herhalingen of trager spreken kunnen soms net bijdragen aan een beter begrip. Het is hierbij belangrijk om rekening te houden met de individuele noden van de oudere. Wanneer je bijvoorbeeld eenvoudige, korte zinnen gebruikt in communicatie met een persoon met gevorderde dementie, draagt dit zelfs bij tot betere communicatie.
“Goedemorgen Maria. Heb je zin om in bad te gaan?” Deze oprechte vraag wordt pas ‘elderspeak’ door het gebruik van verkleinwoorden of liefkozingen die geen communicatieve meerwaarde hebben en de betutteling in de hand werken: “Goedemorgen Mariake. We gaan een badje nemen, hè.” Een ander aspect vinden we in het luider spreken. Bij een 80-jarige die hardhorig is, is dat uiteraard gepast. Wanneer we echter steeds luider spreken in contact met ouderen kan dat als betuttelend ervaren worden aangezien het de foutieve veralgemening inhoudt dat alle ouderen slecht horen. Of communicatie als betuttelend beschouwd wordt of niet, lijkt dan ook af te hangen van hoe aangepast de communicatie is aan de ontvanger.
Communicatie is een heel erg krachtig hulpmiddel om gezondheid en welzijn van ouderen te bevorderen. Educatieve trainingsprogramma’s die inzetten op bewustwording, informeren en oefenen van communicatievaardigheden lijken effectief in het tegengaan van betutteling van ouderen. Er zijn verschillende manieren om positief te communiceren met ouderen. Interventies mogen zich bijgevolg niet alleen focussen op het vermijden van elderspeak, maar stimuleren best een persoonsgerichte communicatie die gebaseerd is op de specifieke noden van een individu. Ook zelfreflectie is hierin erg belangrijk. In intermenselijke relaties moeten we onszelf in vraag durven stellen. Hoe sta ik tegenover de andere, hoe ga ik met hem om en hoe zou ik zelf willen dat er met mij wordt omgegaan?
Enkele tips die je zelf meteen kan toepassen in de praktijk
- Wees je bewust hoe je naar de andere kijkt, vermijd stereotype gedachten.
- Vraag hoe de persoon aangesproken wil worden.
- Vermijd overdreven liefkozing, tenzij iemand aangeeft dit te verkiezen.
- Ga ervan uit dat je je communicatie niet hoeft aan te passen (luider of trager spreken, herhalen) tot het tegendeel duidelijk wordt.
- Vermijd verkleinwoorden.
- Vermijd spreken op een hoge toon.
- Vermijd voornaamwoorden zoals ‘we’, dit impliceert dat de oudere niet zelfstandig kan handelen.
- Bied keuzevrijheid, handel vanuit persoonsgerichte zorg waarbij respect en autonomie van de oudere centraal staan.
Zorgverleners en mantelzorgers bepalen een aanzienlijk deel van de interacties met ouderen en zeker bij bewoners in het woonzorgcentrum. We zijn ons vaak niet bewust van ons taalgebruik of de impact ervan, maar in communicatie die vertrekt vanuit empathische en persoonsgerichte zorg, heeft ‘elderspeak’ geen plaats. De nieuwe generatie ouderen wordt mondiger en komt vaker op voor zichzelf. Dat is een goede zaak voor de preventie van betutteling. Echter, kwetsbare ouderen zijn vaak niet in de mogelijkheid dit te doen. Toch pleiten we ervoor dat ouderen hier niet zelf voor moeten opkomen, maar dat het vanzelfsprekend is om positieve, niet betuttelende communicatie te gebruiken naar deze doelgroep.
—
Karen Louwet