Doorbraak in Alzheimeronderzoek

Prof. De Strooper (62 jaar) studeerde af als moleculair bioloog en is sinds 2002 hoogleraar verbonden aan de KU Leuven waar hij aan het hoofd staat van het ‘Laboratorium voor Onderzoek naar Neurodegeneratieve Ziektes’. Bij het brede publiek verwierf De Strooper pas in 2016 echt bekendheid als de ‘Alzheimerprofessor’, niet het minst omdat hij als directeur bij het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB) zelf cupcakes bakte en die tijdens Wereld Alzheimerdag aan de man bracht op de Leuvense markt om het wetenschappelijk onderzoek te financieren.

Het is midden november en professor Bart De Strooper komt terug naar huis van de University College London (UCL) waar hij de afgelopen 6 jaar het ‘UK Dementia Research Institute’ leidde. Die instelling kreeg bij zijn aantreden maar liefst 250 miljoen pond (300 miljoen euro) van de Britse overheid ter beschikking om onderzoek te doen naar dementie. Ik tref hem voor een ZOOM-gesprek op een trein die vanuit Londen met wat vertraging aankomt in Brussel. Zeg maar Bart. Hij belooft me een bevattelijk verhaal en steekt meteen van wal wanneer zijn cupcakes weer ter sprake komen.

Bart: “Ik had bijzonder veel sympathie voor die actie. Ik vind dat er nog altijd veel te weinig gebeurt rond de ziekte van Alzheimer in vergelijking met kanker of AIDS, uiteraard ook heel belangrijke problemen. Er zijn meer mensen die aan dementie lijden in de wereld, dan mensen met kanker. Iedere actie die ondernomen wordt om het onderzoek naar Alzheimer vooruit te helpen, steun ik graag.”

De fondsen voor Alzheimeronderzoek blijven in Vlaanderen ook vandaag nog beperkt. Goede doelen als de Stichting Alzheimeronderzoek en de Alzheimerliga halen amper 1 miljoen op terwijl bijna iedereen vroeg of laat van dichtbij met dementie te maken krijgt. Als je weet dat er jaarlijks makkelijk zo’n 15 miljoen voor kankeronderzoek wordt ingezameld door oa. de Stichting tegen Kanker en Kom op tegen Kanker, dan lijkt dat peanuts.

Tijdens een ontbijtgesprek met De Tijd in 2019 verkondigde Bart openhartig: “In Londen ben ik de manager, maar het is de wetenschap die me drijft. Als ik niet aan onderzoek kan doen, word ik ongelukkig.” Net voor ons gesprek stuurt de Londense universiteit een perscommuniqué uit met de mededeling dat Prof. De Strooper de leiding van het ‘UK Dementia Research Institute’ neerlegt om zich opnieuw te kunnen focussen op eigen onderzoek in zijn labo aldaar.

Bart: “Ik heb mijn best gedaan om een groot instituut op te richten en denk dat we daar redelijk goed in geslaagd zijn. De commentaren waren lovend, maar ik denk dat het nu tijd is dat jongere mensen het overnemen. Om eerlijk te zijn, Alzheimeronderzoek is waar mijn echte passie ligt. Daarop wil ik mij in mijn laatste actieve jaren kunnen concentreren. Ik werd nog niet ongelukkig, maar de papierwinkel en al het management werd er teveel aan. De komende maanden blijf ik trouwens nog in functie tot mijn opvolger aangesteld en ingewerkt is.

De core-business van prof. De Strooper zijn de genetische basismechanismen die verantwoordelijk zijn voor de ziekte van Alzheimer en de ziekte van Parkinson. Beiden zijn oorzakelijk gerelateerd aan elkaar. Zijn onderzoek spitst zich al jaren toe op het gamma-secretase enzym, een protease die het eiwitfragment bèta-amyloïde van het veel grotere APP-eiwit splitst (Amyloid Precursor Protein of amyloïde voorlopereiwit). Als die splitsing niet correct gebeurt, ontstaan te lange amyloïde-peptides. Wanneer deze gaan samenklitten vormen zij ‘plaques’, eiwitophopingen in de hersenen die leiden tot het afsterven van zenuwcellen en zo cognitieve disfuncties of Alzheimer veroorzaken. Net daar wordt dan ook gezocht naar een remedie.

Jan Vanwezer suggereerde tijdens de redactieraad dat u voor een mogelijke doorbraak staat op vlak van Alzheimerremmers. Hoe ver staan we vandaag?

Bart: “Niet ik, maar het ganse veld heeft een enorme stap voorwaarts gezet. Na werk van jaren en wisselende successen in het onderzoek zijn de inzichten uitgekristalliseerd. Ongeveer een maand geleden hebben farmaceutische bedrijven die betrokken zijn bij het onderzoek, EISAI, een Japans bedrijf, en BIOGEN, aangekondigd dat er eindelijk uitzicht is op de ontwikkeling van medicatie die de afbraak van zenuwcellen kan vertragen. Deze nieuwe experimentele medicatie moet nu in de eerste plaats op een grotere doelgroep getest worden in een gefaseerd proefpersonenonderzoek om de effecten van het middel te verifiëren.

Het is alleszins de eerste keer dat er een medicijn lijkt aan te komen dat niet alleen plaques weghaalt, maar ook klinische verbetering geeft. De volledige klinische data worden eind deze maand openbaar gemaakt zodat wetenschappers wereldwijd het onderzoek kunnen verifiëren en erop verder werken. Dat is de doorbraak waarop Jan heeft gealludeerd en dat kan dan de basis zijn om het kandidaat-medicijn te verfijnen en te verbeteren.

Op welke termijn schat u het in dat er een middel op de markt zal komen?

Bart: “Soms kan het enorm snel gaan. Er zijn natuurlijk een heleboel ‘maren’ aan dit verhaal. Dit is het eerste geneesmiddel dat effectief op de markt gaat komen én een meetbaar effect heeft. We moeten nu eerst zien in welke dosering en bij welk type patiënten het effect het beste is. Hoe lang het aanhoudt en hoe groot het effect kan zijn. Er zullen personen zijn die er zeer goed op reageren en anderen bij wie het effect veel kleiner is. Het gaat ook om een ‘anti-lichaam’ dat is een zeer duur geneesmiddel zoals bij kankertherapie. De grote vraag zal zijn: gaan we dit bij iedereen kunnen gebruiken?

Neem nu het HIV-onderzoek. De eerste pillen tegen AIDS waren gigantisch groot en heel duur terwijl ze slechts een paar dagen extra overleving gaven aan de patiënt. Ondertussen zijn we 20 jaar verder en hebben we middelen die eigenlijk de ziekte genezen, maar het heeft dus tientallen jaren geduurd om van die eerste doorbraak tot dit punt te komen. De strijd tegen kanker is al veel vroeger gestart en hier is het ook pas in de laatste 10 jaar dat er geneesmiddelen werden ontwikkeld die mensen weer hoop geven.

Aanvaarden dat dementie een stuk van het leven is
in afwachting van een geneesmiddel er het beste van maken

Zonder pessimistisch te zijn over de grote doorbraak, gaat de Alzheimermedicatie die nu op de markt zal komen nog niet iedereen kunnen helpen omdat het niet aanslaat, of te duur is, of te laat wordt toegediend. Maar dit zal de farmaceutische industrie wel terug doen watertanden bij de enorme markt die hier te wachten staat en dat zal leiden tot verdere ontwikkelingen waardoor het voor meer mensen betaalbaar wordt en de grote massa ook geholpen kan worden met deze nieuwe soort medicijnen om de ziekte te bestrijden.

Ondertussen worden er ook nog andere middelen ontwikkeld tegen andere oorzaken en vormen van dementie. Want soms verwart men Alzheimer en dementie, niet alle vormen van dementie zijn gerelateerd aan Alzheimer. Bij veel patiënten is het een complex ziektebeeld met ouderdomsdementie, Alzheimer, frontotemporale dementie en Parkinson. Slechts bij 10 procent van de gevallen zal het om zuivere Alzheimer gaan en alleen deze mensen hebben baat bij dit nieuwe middel. Het is een moeilijke boodschap, maar wie vandaag in De Wingerd woont, zal er dus nog niet mee geholpen zijn omdat het meestal om een gemengde dementie gaat.

Onlangs publiceerde ZORGmagazine het nieuws dat Alzheimer met een nieuwe OPM-hersenscan al in een heel vroeg stadium zou kunnen opgespoord worden. VUB, ULB, UZ Brussel en Digita.AI, een Brusselse start-up, krijgen 1,2 miljoen euro van het Brusselse agentschap voor technologie en innovatie (Innoviris) om die techniek van magnetische beeldvorming verder te ontwikkelen.

Is het sneller scannen van de hersenen een mogelijk antwoord op de nood aan vroege diagnose en een tijdige start van de behandeling?

Bart: “Dat zou een piste kunnen zijn, maar die onderzoeken zijn enorm duur. Waar ik veel meer in geloof zijn bloedonderzoeken waar we de afgelopen 2 jaar enorme vooruitgang in gemaakt hebben. We sporen dan bepaalde eiwitten op in het bloed en meten of er sprake is van Alzheimer en dat is een goedkope manier om vroegtijdige diagnoses te stellen. Een andere manier zijn computertesten waarmee het cognitieve vermogen regelmatig getest wordt, bijvoorbeeld op 50 jarige leeftijd en dan op 60 jaar om te zien of het individu achteruit gaat. Dat kan dan een indicatie zijn voor een bloedproef of een dure hersenscan om te bevestigen dat het wel degelijk Alzheimer is en die vroege diagnose zal dan wel zorgen voor de tijdige opstart van medicatie. Zo zal het gaan in de toekomst.

1 op de 5 in Vlaanderen krijgt ooit de diagnose dementie te horen, dat is veel. Het taboe rond (jong)dementie wordt meer en meer doorbroken, niet in het minst door de aandacht ervoor in de media. Zelfs in amusementsprogramma’s als THUIS komt het thema nu al aan bod. Dat personen met beginnende dementie nog heel autonoom kunnen functioneren zorgt ervoor dat er veel onder de radar blijft. Daarom is het goed dat er programma’s zijn zoals Restaurant Misverstand, waardoor het onderwerp breder bespreekbaar wordt én er aandacht voor gecreëerd wordt bij het brede publiek en hen die het beleid bepalen. Tijdens een kranteninterview zei Bart ooit eens zelf ook wel bang te zijn om door Alzheimer getroffen te worden vooraleer hij een remedie zou gevonden hebben. Ondertussen woont zijn moeder in De Wingerd, wat meteen het aanknopingspunt is voor dit gesprek.

Is die angst toegenomen nu u er in uw eigen familiekring mee geconfronteerd wordt?

Bart: “Natuurlijk is het confronterend. Maar ik ben vooral heel blij met de manier waarop zij in De Wingerd wordt opgevangen en met respect omringd. Jullie kunnen geen wonderen doen, toch is de manier waarop er samengeleefd wordt fantastisch. Ik heb er zelf nog altijd schrik voor en denk dat iedereen die er van kortbij mee te maken krijgt er schrik voor heeft. Ik denk dat het belangrijkste daarbij is te aanvaarden dat dementie een stuk van het leven is. En dat we er vandaag, in afwachting van de geneesmiddelen, het beste van maken.”

In plaats van mensen met dementie weg te stoppen of te ontkennen dat er een probleem is, moeten we het bespreekbaar maken en oplossingen zoeken. Wat men soms lijkt te vergeten is dat Alzheimer een trage ziekte is. Mensen leven gemiddeld 8 jaar vanaf de diagnose tot het ogenblik van het overlijden, soms is de ziekte al veel langer bezig voor het vastgesteld wordt en leeft men er zelfs 20 jaar mee. De laatste 3, 4 jaar noemen we het dementie, maar aan het begin is men een beetje vergeetachtig. Daar kan je vaak nog perfect autonoom mee leven. En als we daar dan als maatschappij rekening mee kunnen houden…

Een wetenschapper kijkt anders naar dementie dan een mantelzorger. Bart zocht de voorbije 30 jaar ononderbroken naar het ontrafelen van de oorzaken en naar een remedie, naar mogelijkheden om de ziekte te stoppen of zelfs terug te draaien. De zorgteams in De Wingerd kijken in de eerste plaats naar de mens en niet zozeer naar de ziekte of de medische aspecten. Zij zoeken geen remedies, wel naar de eigen mogelijkheden van de bewoners om het leven met dementie zo kwalitatief mogelijk te houden.

Is uw visie op kwaliteit van leven mét Alzheimer in de loop der jaren geëvolueerd?

Bart: “Als jonge onderzoeker was ik een echte stormram die resultaten wilde behalen, publiceren en beet mijzelf vast in de wetenschap. Ik denk dat het als jonge mens nodig is, hard te werken en vol overgave te geloven in oplossingen. Dat is de enige manier om medisch gezien vooruit te geraken. Uiteraard verander je door zelf ouder te worden, geconfronteerd te worden met de ziekte. Nu, 30 jaar later, denk ik naast die wetenschappelijke doorbraken ook meer en meer aan de maatschappelijke impact. Je gaat meer nadenken over diagnostiek, geneesmiddelen en de praktische zorg. Je staat dan heel anders tegenover de problemen dan als jonge mens.

Op het ogenblik dat je hersenen nog het best werken, moet je die gebruiken. (Lacht) Later kan je dan meer als coach, als je oud bent en wijzer, kan je pas op een andere manier naar de zaken kijken. En dat is wat ik vandaag probeer te doen, er zitten heel wat jonge mensen in mijn wetenschappelijke groep die nu op hun beurt gedreven zijn in het onderzoek. Ik probeer hen te begeleiden en mijn ervaringen te delen om samen tot resultaten te komen. En daar voel ik mij momenteel heel goed bij. Ik blijf een wetenschapper, maar ben wel solidair met de mensen in de zorg. We moeten meer samenwerken op dat vlak, misschien met een initiatief zoals Kom Op Tegen Kanker.

Zorgverstrekkers, waar ik het grootste respect voor heb en in het bijzonder voor wat de medewerkers in De Wingerd realiseren, zowel als de wetenschap moeten hun werkgebied misschien eens wat breder zien dan Alzheimer en dementie alleen. De genen die ALS veroorzaken zijn bijvoorbeeld ook verantwoordelijk voor frontotemporale dementie. De zorg voor een terminale ALS patiënt is gelijkaardig aan die voor een persoon met dementie. We moeten ons blikveld durven verruimen en de neurodegeneratieve aandoeningen als één grote groep bekijken, zowel als het om zorg gaat als om onderzoek en financiering.

Er is nog heel wat werk aan de winkel en er is vooral hoop op de toekomst.
Dankjewel voor dit boeiende gesprek Bart, hopelijk haalt u nu die aansluiting naar Leuven nog…

 

Stijn Paemelaere

 


interview dd. 16/11/2022  verschenen in het winternummer van huiskrant De Wingerd – 32ste jaargang, nr. 4