praktijkboek kwaliteitszorg

Kwaliteit in de zorg

Met het “Praktijkboek Kwaliteitszorg” willen de Vlaamse Vereniging voor Steden en Gemeenten (VVSG) en Uitgeverij Politea de zorgorganisaties en dienstenverstrekkers in Vlaanderen uitdagen, inspireren en stimuleren. Hun publicaties zijn al jarenlang een vaste waarde in de welzijnssector en Jan Vanwezer legt in één van die recent verschenen artikels uit hoe de zorg in De Wingerd georganiseerd wordt en hoe het kwaliteitsindicatorenproject van de Vlaamse overheid daarbij een meerwaarde is, eerder dan een administratieve last te zijn.

Uitdagende zorgvisie

Al 30 jaar is De Wingerd een visie-gedreven organisatie en binnen het Kleinschalig Genormaliseerd Wonen staan drie kernbegrippen centraal:

Leven
Hier ligt de focus op “kwaliteit van leven”: we willen leven toevoegen aan de dagen, geen dagen aan het leven. In tegenstelling tot wat ze in een ziekenhuis met patiënten doen, trachten wij bewoners met dementie niet te genezen. Maar we investeren wel al onze energie in het vergroten van de levenskwaliteit.

Leren
We creëren de ruimte die nodig is om de zorg voor personen met dementie te verfijnen en te perfectioneren. Wat goed loopt, behouden we, wat beter kan, veranderen we en wat niet werkt, dat draaien we terug en dan beginnen we gewoon opnieuw.

Zorgen
We ondersteunen mensen met dementie waar de eigen mogelijkheden wegvallen. De Wingerd is geen hotel met zorg, we zoeken samen en streven altijd naar een zo normaal mogelijke thuisomgeving met aandacht voor de resterende mogelijkheden van elke persoon.

Decentrale organisatie

De collega’s werken hier autonoom en grotendeels zelfsturend, elke dag opnieuw vertrekkend vanuit vijf werkingsprincipes die hen toelaten de juiste keuzes te maken in het dagelijkse leven van de bewoners en in de zorg voor hen: Integratie en participatie – Eigen regie en dagritme – Kwaliteit van relaties – Autonomie en geborgenheid – Kwaliteit van leven.

Integratie en participatie
De samenleving hecht altijd maar meer waarde aan productiviteit en ‘Active Aging’. Maar dat is een containerbegrip dat risico’s inhoudt. ’Actief ouder worden’ lijkt soms te willen zeggen dat leven enkel mooi is zolang het nog op die jonge actieve en productieve jaren blijft gelijken. Tegen die perceptie willen wij ingaan: ook mensen met dementie en afnemende mogelijkheden blijven volwaardig deel van onze samenleving.

Eigen regie en dagritme
Een bewoner hoeft zich in zijn eigen huis nooit aan te passen aan de organisatie. Het is de organisatie die zich aan het individu moet aanpassen: hier staan mensen op wanneer zij dat willen en gaan slapen als het hen past. Ook als het steeds meer moeite kost om de eigen keuzes te ontdekken, beslissen de bewoners zelf. We gaan naar hun persoonlijke voorkeuren op zoek in het dagelijkse handelen via het lerende vermogen dat de bewoner met dementie nog rest.

Kwaliteit van relaties
Wetenschappelijk onderzoek wees uit dat senioren met dementie evenveel potentieel hebben op levensgeluk als senioren zonder dementie. Het behoud van de sociale relaties speelt daarbij een cruciale rol. We nemen de ondersteuning van mensen met dementie altijd samen op met mantelzorgers, familie en vrienden. Elk zorgtraject is een dialoog tussen De Wingerd als zorg-expert en de bewoner met zijn naasten als persoons-experten. Deze twee puzzelstukken vormen de sluitsteen voor meer kwaliteit van leven in het woonzorgcentrum.

Autonomie en geborgenheid
De collega’s gaan altijd op zoek naar de ‘sweetspot’, een term ontleend aan het tennis: een niet in vaste regels te definiëren punt tussen autonomie en geborgenheid, iets wat je aanvoelt. Dàt zoeken we in onze zorg, want traditioneel gaan we te snel over naar geborgenheid om te compenseren dat de autonomie van een persoon met dementie wegvalt.

Kwaliteit van leven
De ervaringsgerichte zorg leerde ons dat mensen met dementie hun capaciteiten behouden om te voelen en lief te hebben. En zo komen we vandaag tot een persoonsgerichte benadering. Die verhoogt de kwaliteit van leven, verbetert het welzijn, verlaagt het risico op depressies en vermindert daardoor ook de nood aan psychofarmaca. Het zorgt voor meer betrokkenheid onder de medewerkers wat leidt tot meer tevredenheid en meer welbevinden. En het welbevinden van de collega’s is bepalend voor het ervaren van kwaliteit in de bewonerszorg.

Kwaliteitsindicatoren

Zorg in overeenstemming met de wensen van de bewoner vinden we erg belangrijk. De kwaliteitsindicatoren van het Agentschap Zorg en Gezondheid zijn in De Wingerd een hulpmiddel om het functioneren van het eigen woonzorgcentrum door te lichten. We vertalen ze naar de praktijk en integreren ze in de kernprocessen van de dagelijkse werking, bijvoorbeeld om de wensen rond de levenseindezorg sneller te achterhalen.

Bij de publicatie van het rapport van het Vlaams Indicatorenproject (VIP) dat de kwaliteit van zorg in de Vlaamse woonzorgcentra meet,  waren we in 2013 erg fier op de indicator “bewoners overleden in het woonzorgcentrum” waarbij we 99% scoorden tegenover een mediaan van 80%. Overlijden in de klinische omgeving van een ziekenhuis heeft in onze zorgvisie géén enkele persoonlijke of maatschappelijke meerwaarde tegenover het kunnen afronden van het leven in de eigen vertrouwde omgeving. Die hoge score is dan ook het resultaat van de energie en alle aandacht die we investeerden in onze palliatieve zorg.

Kwaliteit van sterven
De klassieke palliatieve zorg, op het einde van het leven, hebben we in De Wingerd ingeruild voor Vroegtijdige Zorgplanning (VZP) en dat principe is vandaag als een huis met vele deuren. We laten geen enkele kans onbenut om de levenseindewensen van personen met dementie op te pikken, te registreren én te respecteren. De gemaakte omslag in deze benadering van de levenseindezorg is het resultaat van vele kleine acties, die voor de bewoner grote resultaten opleveren: enerzijds zijn de concrete afspraken rond het levenseinde vandaag veel sneller gekend, anderzijds heeft de persoon met dementie zelf nog de eigen voorkeur geformuleerd dankzij deze bredere benadering in de vroegtijdige zorgplanning.

Door de alsmaar beperktere communicatiemogelijkheden bij personen met dementie worden hun zorgnoden en palliatieve behoeften vaak onderschat, of onvoldoende opgemerkt en daardoor ongewild genegeerd. Het gehele team, niet alleen het zorgpersoneel moet zich receptief opstellen voor signalen van de bewoners. Persoonsgerichte bevraging, al vroeg in het zorgtraject en in relationele autonomie, is cruciaal om de wensen van de bewoner zelf te ontrafelen.

En toch scoorden we voor de kwaliteitsindicator “up-to-date plan voor de zorg rond het levenseinde” slechts 22%, want veel bewonersdossiers in De Wingerd bevatten op het ogenblik van de indicatoropname nog geen effectief plan voor de zorg rond het levenseinde. Dat stond in schril contrast met de uitmuntende score voor de indicator “bewoners overleden in het woonzorgcentrum”. Het heeft er ons dan ook toe aangezet om de registratie rond de levenseindezorg te verbeteren want bij “kwaliteit van leven” hoort ook “kwaliteit van sterven”.

Betere procedures en eenvormige registraties krikten die aanvankelijke lage score onmiddellijk op en maakten deze informatie per bewoner ook toegankelijk voor alle betrokken disciplines binnen de zorgteams. Toch voelden we dat er meer nodig was. Daarom hebben we binnen Woonzorgnet-Dijleland en vanuit de eventuele Wilsverklaringen van de bewoners en hun vertegenwoordigers een protocol afgesproken met het UZ Leuven en het Regionaal Ziekenhuis Heilig Hart dat de behandeldoelen duidelijker formuleert.

Tegenwoordig gaat de werkgroep palliatieve zorg in De Wingerd ook sneller aan de slag om de palliatieve noden te ontdekken via een knipperlichtprocedure die ingebouwd werd bij het multidisciplinaire huiskameroverleg en de bewonersbesprekingen. Enkele medewerkers werden uitgestuurd om de LEIF-cursus te volgen, zij zijn vandaag referentiepersonen en kunnen de soms complexe maar evidente vragen beter beantwoorden die bewoners, hun familie en de collega’s over de zorg rond het levenseinde hebben.

Zo is De Wingerd dankzij die kwaliteitsindicatoren geëvolueerd op organisatorisch en administratief vlak, maar ook methodologisch. De nieuwe cijfers voor de beide indicatoren spreken ondertussen voor zich en daarnaast meten we nu ook het percentage bewoners waarvoor bij overlijden een palliatief dossier geopend werd én hoeveel dagen vóór het overlijden het opgestart werd. In 2013 had 36% van de overledenen een palliatief dossier dat gemiddeld 14 dagen eerder gestart was, tegen 2015 en dankzij alle kleine acties en grotere maatregelen bedroeg dat percentage al 42% met een gemiddelde opstart van 163 dagen vóór het overlijden!

De indicatoren zijn een meetinstrument, maar zijn geen doel op zich. Waar een score erop duidt dat de kwaliteit van leven nog kan vergroten, daar zullen we acties ondernemen. Waar de levenskwaliteit voor de bewoners er niet bij wint, daaraan veranderen we niets. We blijven deze indicatoren als evaluatiemiddel hanteren om onze zorg te verbeteren.